Column 2 – Dankzij de Dijk
Ik stap naar buiten en kijk naar de lucht. Sluierbewolking verbergt de zon maar het ziet er niet naar uit dat het gaat regenen. Aan de wolken probeer ik te zien vanaf welke kant de wind waait. Zuidoost en matig, constateer ik. Vanaf die richting lijkt het er niet op dat ik door regen zal worden overvallen. Tevreden over mijn meteorologische inzicht, loop ik het oplopende erf af. Het grind knerst onder mijn voeten. ‘Knersen, een onomatopee en een vergeten woord’, prijs ik mezelf. Aan het eind van de oprit sta ik op de dijk en kijk ik naar links, naar rechts en weer naar links. Dan steek ik de weg over en loop linksaf, aan de rechterkant van de weg en richting het dorp. ‘Moet ik – buiten de bebouwde kom – op dit soort wegen, als voetganger, nou juist wel of niet aan de rechterkant lopen?’, vraag ik mij af. Ik noem mijn gedachten ‘overwegingen’ en wandel mijmerend verder.
Als ik naar links kijk, zie ik grasland. ‘Waarom staan daar eigenlijk geen koeien te grazen?’, vraag ik me af. Rechts zie ik de brede uitloop van de dijk en, wat verderop, de rivier. ‘Of is het inmiddels feitelijk een kanaal?’, bedenk ik. ‘Er is inmiddels zoveel gesleuteld aan de loop van deze waterweg. Kan je het dan nog wel een rivier noemen?’. Met deze nieuwe overweging in mijn hoofd, stappen mijn voeten gedachteloos door.
Het was een goed idee om te gaan wandelen; om mijn brein te voorzien van frisse lucht, complimenteer ik mezelf. Mijn vrouw had het al eerder voorgesteld, om langs de dijk te gaan wandelen maar ik was er – zo kort na de verhuizing – gewoon nog niet klaar voor. Gelukkig was zij geduldig geweest en had ze mij op mezelf gelaten in onze nieuwe woning: Een voormalig boerderijtje, verbouwd tot modern woonhuis; een idylle. Uiteraard was zij al snel actief en op zoek naar connectie en communicatie met de buurt. Het is zo leuk om thuis van haar te horen wat er allemaal ‘speelt’ in het naburige dorp. ‘Zij maakt er altijd iets van! Wat is zij toch een geweldige vrouw’, komt in mijn gedachten op terwijl ik stilsta bij een splitsing.
Een smal pad gaat naar beneden, richting de rivier en de weg over de dijk gaat verder naar het dorp. Ik ben de afgelopen tijd zelf alleen maar met de auto naar het dorp ben geweest. De splitsing was mij wel eerder opgevallen maar ik zie pas nu waar die andere weg toe leidt en wat het is; een fietspad naar de oever van de rivier. Als ik over de dijk doorwandel, kom ik langs dat huisje van die kunstenaar waar zij het wel eens over heeft. Hij maakt ‘bruikbare kunst’. Mijn vrouw is behoorlijk van hem onder de indruk en bezoekt zijn werkplaats regelmatig, volgens mij.
Ik kijk naar de lucht en zie verderop toch enkele donkergrijze wolken zich verzamelen. Loop ik over de dijk terug of… Volgens mij gaat het meevallen. Weet je eens wat? Ik ga langs de rivier lopen! Ik sla rechtsaf en volg het smalle pad dat schuin naar beneden, langs de dijk loopt.
Direct na de splitsing, aan de linkerkant van het pad – tegen de dijk, staat een kleine verzameling struiken en bomen. De plaats, het moment, het weer en de vorm en omvang er van, doet mij terugdenken aan die ene keer dat mijn vrouw en ik ooit wandelden – op vakantie in België – en spontaan besloten om daar te vrijen.
Ik betrap mijzelf er op dat mijn gedachten naar seks afdwalen en kijk onmiddellijk om mij heen. Volgens mij heeft niemand het gezien en ik slaak een zucht van verlichting, opgelucht dat ik een potentiële aanklacht voor ‘geil in het openbaar’ heb ontweken.
Terwijl ik de struiken nader, hoor ik geluiden. Is dat hijgen en kreunen? Ja! Ik hoor uit de bosjes gekreun van een mannenstem. Ik word nieuwsgierigheid en wil er meer van weten.
Het gehijg en gekreun is inderdaad duidelijk van een man. Ik zie een voet uit de struiken steken. Die is dan weer duidelijk van een vrouw. Bij elke kreun van hem, krullen haar tenen., dat is goed te zien.
Ik glimlach en doe mijn best om geen geluid te maken. Deze mensen genieten van elkaar en ik kan daar van genieten. ‘Goed zo!’, moedig ik het stelletje in gedachten aan. ‘Heb elkaar lief en geniet van elkaar!’ Ik bedenk me hoe vaak ik dat heb willen en kunnen zeggen en weet dat die momenten zich zelden voordoen.
Ik voel me een voyeur – wat ik momenteel dan ook ben. Ik blijf stil staan, draai alleen mijn hoofd en neem de omgeving in me op.
Het pad leidt, naar beneden, naar de rivier. Bovenaan is de splitsing met de doorgaande weg, langs het huis van de kunstenaar en naar het dorp. Ik sta bij de struiken, besmuikt te luisteren naar een vrijage waar ik niet toe behoor. Ik zie hoe zij haar tenen krult en draait met haar voet. Zij heeft het duidelijk naar haar zin! Door het gebladerte van de struiken zie ik vaag bewegingen van lichamen. Ik meen te zien hoe een man op zijn knieën zit, zijn rug kromt en zich diep voorover buigt.
Ik schud mijn hoofd om mijn geest te ‘reinigen’ zodat ik op andere dingen kan letten. Iets verderop staat een plastic boodschappentas. De tas lijkt achteloos op de grond te zijn geworpen. Het plastic bij de opening is omgekruld waardoor de inhoud deels zichtbaar is: een handtas met gekleurd stiksel. Dat lijkt mij een product van de kunstenaar en ik begrijp waar ik onbedoeld getuige van ben. Ik grijns. Die kunstenaar heeft het maar voor elkaar. ‘Kunstenaars ‘will be’ kunstenaars’, schiet mij te binnen. Mijn gedachten gaan naar Turks Fruit en verhalen van de escapades van andere kunstenaars. Zonder dat het stelletje het in de gaten heeft, steek ik mijn duim omhoog naar de struiken en wandel zo stilletjes als ik kan het pad af, naar de rivier.
Terwijl ik langs de rivier terug loop, bedenk ik hoe vaak mijn vrouw heeft gehint op seks; hoe zij hints geeft die ik niet volg. Geïnspireerd door het eerdere tafereel, besluit ik dat ik, zodra ik thuis ben, mijn vrouw mijn liefde zal tonen! Ik complimenteer mijzelf met deze positieve, constructieve beslissing en heb het gevoel dat ik met fermere pas mijn weg vervolg.
Wandelend langs de rivier, kijk ik opnieuw omhoog naar de lucht. Het ziet er nu toch wel dreigend uit. Hopelijk is er spoedig een pad waarmee ik de dijk weer op kan lopen om zo weer terug te komen op de weg.
Speurend naar een ‘opgang’, wandel ik in hoog tempo verder. Aha, daar is een paadje! Ik sla rechtsaf het pad/de dijk op en sta na 3 stappen tot mijn enkels in de modder. Vloekend trek ik mijn voeten één voor één uit de zompige grond. Naast het paadje is de grond wat steviger. Ik kijk beteuterd naar mijn besmeurde schoenen, vloek nog een keer en verzucht mij dan naar boven. Op de weg stamp ik op het asfalt, in een poging de modder van mijn schoenen te krijgen. Op twee duidelijk natte voetafdrukken op het asfalt na, is het effect op mijn schoenen en broekspijpen minimaal. Ik zucht nog maar eens, sla rechtsaf en loop over de dijk naar huis.
Soppend in mijn schoenen, betreed ik onze keuken. Ik grijp een stoel en doe mijn schoenen uit. Daarna loop ik op mijn natte sokken door de keuken naar de gang. Onderaan de trap hoor ik al dat de douche aan staat. “Hoi. Ik ben thuis!”, roep ik zo joviaal als ik kan naar boven. ‘Héé hoi’, roept zij vanuit de douche terug.
‘Ik ben er net.’ ‘Hoe was het in het dorp?’, roep ik omhoog.
“Ja leuk. Vermoeiend ook, daarom douche ik even.”
‘Heb je nog iets gekocht?’, roep ik mijn vraag de trap op.
“Ja. Ik kom zo beneden”, antwoordt mijn vrouw.
Ik loop de keuken in om wat drinken te pakken. Wanneer ik de koelkast open zie ik daarnaast op het aanrecht een plastic tas liggen. Nieuwsgierig kijk ik wat er in zit. Een handtas met gekleurd stiksel…